Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4810

Datum uitspraak2008-11-20
Datum gepubliceerd2008-11-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/825294-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar voor wederrechtelijke vrijheidsberoving. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ten voordele van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte onder grote invloed stond van een van de medeverdachten. Verdachte heeft een dusdanige bijdrage geleverd aan de ontvoering dat hij dient te worden aangemerkt als medepleger. Afwijzing beroep psychische overmacht.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/825294-08 Datum uitspraak: 20 november 2008 Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [adres] Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 november 2008. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 oktober 2008. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 6 november 2008 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 2 mei 2008 tot en met 3 mei 2008 te Eindhoven en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, en/of te Assent, in elk geval in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers is hij, verdachte, toen daar met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk - (met een smoes) de woning van [slachtoffer] binnengedrongen en/of heeft hij, verdachte, toen daar met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk - [slachtoffer] (bij de keel) vastgepakt en/of de armen en/of haar lichaam - de keel van [slachtoffer] dichtgeknepen en/of dichtgehouden en/of - [slachtoffer] (met kracht) tegen haar neus, althans haar gezicht, gestompt/geslagen en/of - tegen [slachtoffer] gezegd: "If you resist I will kill you", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - met tape de mond en/of het hoofd van [slachtoffer] omwikkeld en/of - [slachtoffer] in een auto gezet en/of - (in de auto)(met touw) de voeten en/of enkels en/of polsen van [slachtoffer] vastgebonden en/of - (onderweg) tegen [slachtoffer] gezegd: "ik hou je maanden vast..zolang het nodig is...totdat je bevrijd bent. ik ben degene die jou zal bevrijden.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of - [slachtoffer] een woning in Assent (België) binnengebracht/ingebracht en/of [slachtoffer] in die woning vastgehouden en/of op het bed vastgebonden en/of - [slachtoffer] op 3 mei 2008 meegenomen naar Amsterdam, en aldus [slachtoffer] belet zich vrijelijk te bewegen; (artikel 282 WvSr) De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan. Vaststaande feiten. Verdachte is in nacht van 2 mei 2008 op 3 mei 2008 samen met [mededader 1], [mededader 2] en [mededader 3], met een smoes de woning van [slachtoffer] in Eindhoven binnengedrongen. Vervolgens hebben zij haar bij de keel vastgepakt, haar keel dichtgeknepen en dichtgehouden, haar bij haar armen en lichaam vastgepakt en haar hard tegen haar neus geslagen. Zij hebben haar mond en hoofd omwikkeld met tape en haar daarna in een auto gezet. In de auto hebben zij het slachtoffer met touw vastgebonden aan enkels en polsen en zijn vervolgens naar Assent in Belgie gereden alwaar zij haar in een woning hebben vastgehouden 1,2, 3. Het standpunt van de verdediging: De verdediging voert aan dat verdachte niet een zodanige bijdrage geleverd heeft aan de totstandkoming van het feit dat er gesproken kan worden van medeplegen . Derhalve kan hij niet als mededader worden aangemerkt. Er is, aldus de verdediging, louter sprake geweest van passieve aanwezigheid. Verdachte behoort te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd. Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit met uitzondering van het na het voorlaatste gedachtestrepen opgenomen zijnde “en/of op het bed vastgebonden” bewezen. Verdachte heeft het feit medegepleegd. Al hoewel verdachte niet fysiek bij alle handelingen is geweest, zoals deze ten laste zijn gelegd, is hij in dezelfde mate verantwoordelijk als de twee medeverdachten . Het oordeel van de rechtbank. De rechtbank verwerpt dit verweer. Immers uit de bewijsmiddelen, zoals hiervoor genoemd, blijkt genoegzaam dat verdachte een dusdanige bijdrage heeft geleverd aan de ontvoering dat hij aangemerkt dient te worden als medepleger in de zin van artikel 47 Wetboek van Strafrecht. Hij wist dat [mededader 1] naar Eindhoven ging om aangeefster op te halen en is samen met de anderen met [mededader 1] meegegaan. Hij is bij de ontvoering aanwezig geweest en besefte dat zij tegen haar wil is meegenomen naar België en aldaar werd vastgehouden 4. Hij heeft zich niet onttrokken aan of verzet tegen de ontvoering. Er zijn verschillende momenten geweest dat hij had kunnen ingrijpen dan wel iemand had kunnen waarschuwen. Eerst in Eindhoven op het moment dat hij buitengesloten was, vervolgens op weg naar België tijdens een stop om bier te halen en tenslotte ‘s nachts in de woning te Assent. 5. Dat alles heeft hij nagelaten. Door zijn aanwezigheid in de auto en in de woning heeft hij bovendien bijgedragen aan de bedreigende situatie en daarmee het slachtoffer mede belet zich vrijelijk te bewegen. De bewijsbeslissing De rechtbank acht - anders dan de officier van justitie - niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn mededaders op 3 mei 2008 het slachtoffer vanuit de woning in Assent (België) tegen haar wil hebben meegenomen naar Amsterdam, zodat hij van dat gedeelte van de tenlastelegging (laatste gedachtestreep) dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting en de stukken in het dossier is het slachtoffer op voormelde datum vrijwillig met verdachte en zijn mededaders vanuit België meegegaan naar een bijeenkomst in Amsterdam, omdat het slachtoffer op die manier een mogelijkheid zag om hulp te zoeken om zodoende te proberen om aan verdachte en zijn mededaders te ontkomen, hetgeen haar ook daadwerkelijk is gelukt. Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook voor dat gedeelte van de tenlastelegging niet gesproken worden van een opzettelijke en wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer door verdachte en zijn mededaders, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken. De bewezenverklaring. Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de periode van 2 mei 2008 tot en met 3 mei 2008 te Eindhoven en te Assent, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers is hij, verdachte, toen daar met zijn mededaders opzettelijk en wederrechtelijk - (met een smoes) de woning van [slachtoffer] binnengedrongen en heeft hij, verdachte, toen daar met zijn mededaders, opzettelijk en wederrechtelijk - [slachtoffer] bij de keel vastgepakt en de armen en haar lichaam, - de keel van [slachtoffer] dichtgeknepen en dichtgehouden en - [slachtoffer] met kracht tegen haar neus, gestompt/geslagen en - tegen [slachtoffer] gezegd: "If you resist I will kill you", en - met tape de mond en het hoofd van [slachtoffer] omwikkeld en - [slachtoffer] in een auto gezet en - in de auto met touw de enkels en polsen van [slachtoffer] vastgebonden en - onderweg tegen [slachtoffer] gezegd: "ik hou je maanden vast..zolang het nodig is...totdat je bevrijd bent. ik ben degene die jou zal bevrijden.", - [slachtoffer] een woning in Assent (België) binnengebracht en [slachtoffer] in die woning vastgehouden, en aldus [slachtoffer] belet zich vrijelijk te bewegen; Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. De strafbaarheid. Volgens de raadsvrouwe van verdachte stond verdachte tijdens de ontvoering volledig onder invloed van [mededader 1] ([mededader 1]). Er zou sprake geweest zijn van dusdanige fysieke en psychische dwang dat van verdachte in redelijkheid niet verwacht kon worden dat hij tegen [mededader 1] weerstand bood. Verdachte zou dienen te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De officier van justitie voert aan dat van psychische overmacht geen sprake is. Verdachte verblijft al drie jaren in de buurt van [mededader 1] en woont sinds oktober 2007 met hem onder één dak. Verdachte heeft in die tijd nimmer de kans aangegrepen om zich aan de invloed van [mededader 1] te onttrekken terwijl daar toch diverse mogelijkheden c.q. momenten voor geweest zijn. Ook op de bewuste avond c.q. nacht hebben zich diverse momenten voorgedaan om te ontsnappen. Er blijkt nergens uit dat zijn wilsvrijheid is aangetast door de druk die op hem werd uitgeoefend. De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte heeft bij de rechter commissaris verklaard dat hij in een periode waarin hij zich depressief voelde in contact is gekomen met [mededader 1]. Daarna is hij jarenlang onder druk gezet door [mededader 1] en heeft [mededader 1] misbruik gemaakt van zijn zwakheden. Uit de verklaringen van verdachte en de medeverdachten [mededader 2] en [mededader 3] kan worden afgeleid dat met name in de periode nadat verdachte met de drie medeverdachten hun intrek had genomen in een villa in Assent de invloed van [mededader 1] op verdachte en zijn medebewoners is toegenomen. [mededader 1] beschikte over een grote overredingskracht. Ook gebruikte hij fysiek geweld tegen zijn medebewoners en bedreigde hen, met name indien hij onder invloed van alcohol was. Verdachte en zijn medebewoners raakten min of meer geisoleerd van de buiten wereld. [mededader 1] hield hen voor dat contact met de buitenwereld niet goed voor hen was. [mededader 1] manipuleerde verdachte en de medeverdachten [mededader 2] en [mededader 3] door hen voor te houden dat hij, indien zij bepaald gedrag vertoonden dat [mededader 1] afkeurde, aan hevige fysieke pijn leed. Verder heeft het overlijden van een medebewoonster van de villa de verhouding tussen de bewoners van de villa en de onderlinge afhankelijkheid mede bepaald. De psycholoog schetst in haar rapport de grote invloed van [mededader 1] op het gedrag van verdachte, ook ten tijde van de ontvoering. Zij adviseert de rechtbank echter niet om verdachte volledig, maar verminderd ontoerekeningsvatbaar te verklaren. Hoewel op grond van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat verdachte ook ten tijde van de ontvoering onder invloed stond van [mededader 1], is de rechtbank van oordeel dat deze invloed niet dusdanig groot was dat van verdachte in redelijkheid niet kon worden verlangd dat hij zich distantieerde van de ontvoering en het tegen aangeefster gebruikte geweld of pogingen ondernam om de ontvoering te beletten of te beëindigen. Verdachte is zonder aandringen van [mededader 1] op diens verzoek meegaan naar Eindhoven. Nadat [mededader 1], [mededader 2] en [mededader 3] de woning van aangeefster binnenvielen, viel de deur dicht en stond verdachte buiten. Hij besefte op dat moment dat het niet klopte wat daarbinnen gebeurde en dat aangeefster tegen haar wil zou worden meegenomen. Toch is hij mee teruggegaan naar de woning. Volgens zijn eigen verklaring ter terechtzitting omdat hij in een vreemde stad was en zijn telefoon nog in de auto lag. Tijdens de daarop volgende nacht heeft verdachte alleen op zijn kamer, met de beschikking over zijn telefoon, evenmin enige poging ondernomen om aangeefster te helpen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte weerstand had kunnen en moeten bieden aan [mededader 1]. Dat verdachte dat niet heeft gedaan lijkt veel meer ingegeven door gemakzucht en passiviteit dan door een werkelijke vrees voor [mededader 1]. Verdachte heeft in plaats weerstand te beiden zichzelf telkens gerustgesteld en afgezien van actie. Het beroep op psychische overmacht zal worden afgewezen. Er zijn verder geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 27, 47, 282. De strafoplegging. De eis van de officier van justitie. Ten aanzien van dit feit eist de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar, daarbij rekening houdende met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Van de vordering benadeelde partij is toewijsbaar een bedrag van € 500,= terzake materiele schade. De verzochte vergoeding terzake telefoonkosten, kapperskosten, eigen risico is niet voldoende onderbouwd weshalve verzoeker niet ontvankelijk moet worden verklaard voor dit gedeelte van de vordering. Terzake immateriële schade is toewijsbaar een bedrag van € 2500,= . Dit alles hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten bedrage van € 3000,=, te vervangen door 60 dagen hechtenis. Het standpunt van de verdediging. De verdediging verzoekt de rechtbank indien zij tot een strafoplegging komt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van cliënt en in het bijzonder met hetgeen is opgenomen in de opgemaakte rapportages. De vordering benadeelde partij dient niet ontvankelijk verklaard te worden aangezien deze niet eenvoudig van aard is. Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank acht het uiterst kwalijk dat verdachte samen met anderen de woning van het slachtoffer is binnengedrongen, een plek waar je jezelf veilig moet kunnen voelen , Daarna is het slachtoffer met geweld met tape en touw gekneveld en ontvoerd naar een afgelegen, door begroeiing vanaf de openbare weg niet zichtbare, villa in België. Het slachtoffer was volledig weerloos. Het slachtoffer heeft zeer angstige momenten moeten meemaken, hetgeen – naast het opgelopen letsel – ook een traumatische ervaring voor haar moet zijn geweest. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort misdrijven nog lang, zo niet hun hele leven, kampen met de psychische gevolgen van dien. Verdachte heeft daarvoor totaal geen oog gehad. Hij heeft zich om het lot van het slachtoffer volstrekt niet bekommerd. In het voordeel van verdachte zal de rechtbank meewegen dat hij onder grote invloed van [mededader 1] stond. De rechtbank verwijst hiertoe naar hetgeen daarover is weergegeven bij de overwegingen terzake psychische overmacht. Uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door drs. B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog van 1 november 2008 blijkt, dat het door hem gepleegde strafbare feit in verminderde mate aan hem kan worden toegerekend. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank laat de grote invloed die [mededader 1] had op verdachte zwaarder meewegen dan de officier van justitie kennelijk heeft gedaan. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]. De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte materiele schade, de kosten psychotherapie, kosten fysiotherapie en reiskosten in totaal een bedrag van € 500,= , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2008 tot de dag der algehele voldoening en immateriële schade tot een bedrag van € 1500,= vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2008 tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de immateriële schade. Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering Ten aanzien van de posten eigen risico ziekenfonds, telefoonkosten en kapperskosten omdat deze niet nader zijn onderbouwd en voor het resterende bedrag van de immateriële schade omdat deze niet eenvoudig is vast te stellen en zich niet leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan deze onderdelen van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Motivering van de hoofdelijkheid. De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade. UITSPRAAK Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Legt op de volgende straf(fen) en maatregel. BESLISSING: Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren Maatregel van schadevergoeding van EUR 2000,00 subsidiair 40 dagen hechtenis Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], van een bedrag van € 2000,= (zegge: tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis. Verdachte is niet gehouden tot betaling voorzover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Beslissing op de vordering van de benadeelde partij: Wijst toe de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 2000,= (zegge tweeduizend euro), te weten voor de post materiele schade een bedrag van € 500,= te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2008 tot de dag der voldoening en terzake de post immateriële schade een bedrag van € 1500,= te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2008 tot de dag der voldoening. Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder ten de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering terzake het overige gedeelte van de vordering niet ontvankelijk is. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij [slachtoffer] bevrijd voorzover hij of ( een van) zijn mededaders heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade. Dit vonnis is gewezen door: Mr C.B.M. Bruens, voorzitter en mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. I. Rijnbout, leden, in tegenwoordigheid van Y.A.M. Janssen, griffier, en is uitgesproken op 20 november 2008. Mr Bruens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. 1 Proces-verbaal van aangifte p.76,77, 78 2 Procesverbaal verhoor verdachte p. 196, 197,198 3 Verklaring verdachte ter zitting 4 Zie noot 2 pag. 197 5 Zie noot 2 . pag 196, 197,